De Nederlandse varkensindustrie
Wat gebeurt er met de 30 miljoen biggetjes?
In Europa worden er gemiddeld 250 miljoen biggetjes geboren elk jaar. In Nederland worden ongeveer 30 miljoen biggetjes geboren in varkenshouderijen. Ongeveer 6 miljoen van die biggetjes wordt uiteindelijk geslacht voor Nederlandse varkensvleeseters. Maar wat gebeurt er met de overige 24 miljoen biggetjes?
Zo’n 5 miljoen biggetjes worden er dood geboren of sterven er in de eerste paar weken na hun geboorte. Daarnaast sterven er ook nog iets meer dan een half miljoen volwassen varkens voordat ze het slachthuis bereiken. Bijna hetzelfde aantal varkens als dat er in Nederland elk jaar gegeten wordt sterft er dus een vroegtijdige dood en wordt niet gebruikt voor menselijke consumptie.
De overige varkens gaan naar het buitenland. Zo’n 7 miljoen biggetjes worden er elk jaar geëxporteerd om in het buitenland vetgemest te worden. Daarnaast worden er nog 3 miljoen volwassen varkens geëxporteerd naar buitenlandse slachthuizen omdat slachten daar goedkoper is. De overige varkens, zo’n 9 miljoen, worden in Nederland geslacht waarna hun vlees geëxporteerd wordt naar andere landen. Het meeste vlees en levende dieren worden verkocht aan andere Europese landen en vooral Duitsland is een grote afnemer van Nederlandse varkens en varkensvlees. Ongeveer een kwart van het varkensvlees gaat naar niet-Europese landen hoewel die hoeveelheid de afgelopen paar jaren langzaam is afgenomen.
Naast 30 miljoen Nederlandse biggetjes worden er ook nog varkens geïmporteerd. Deze komen vooral uit Duitsland, België en Denemarken, maar soms ook uit andere Europese landen. Deze varkens worden vooral geïmporteerd zodat de Nederlandse slachthuizen altijd genoeg dieren hebben om op hoog tempo te blijven slachten. Ik kon niet vinden om hoeveel dieren het gaat, maar elk jaar wordt er voor 116 miljoen euro aan levende varkens geïmporteerd. Daarnaast wordt er ook nog voor 1,6 miljard euro aan varkensvlees geïmporteerd. Een deel hiervan wordt weer doorverkocht en een deel van dit buitenlandse varkensvlees wordt in Nederlandse supermarkten verkocht.
Schaalvergroting
In de afgelopen decennia is het aantal varkens wat in Nederland gehouden wordt bijna tien keer zo veel geworden, maar in de laatste jaren is het aantal dieren echter vrijwel gelijk gebleven. Een andere trend die de laatste jaren steeds belangrijker is geworden is schaalvergroting. In da jaren vijftig waren er in Nederland 270.000 varkensboeren met gemiddeld zeven varkens. Hoewel er in 1997 nog 24.00 varkensbedrijven waren, was dat in 2013 al verminderd tot 3.700 bedrijven en verwacht wordt dat het er rond 2020 nog maar 1.600 zijn. Doordat varkenshouders steeds meer varkens houden wordt er verwacht dat de gemiddelde boer in 2020 zo’n 6.000 varkens zal hebben. Daarom zal het aantal varkens wat gehouden wordt ook niet naar beneden gaan, ondanks dat er steeds minder bedrijven zijn.
Fokzeugen
Zogenaamde fokzeugen worden op aparte bedrijven of een apart deel van een varkenshouderij gehouden om biggetjes te produceren. Ze worden 2 à 3 keer per jaar kunstmatig geïnsemineerd. Na een zwangerschap van bijna 4 maanden worden de biggetjes geboren. Tamme varkens zijn al eeuwenlang zo gefokt dat ze zo veel mogelijk biggetjes krijgen. Lange tijd waren 8 biggetjes normaal voor een varken, maar tegenwoordig krijgen zeugen in de varkensindustrie vaak 15 tot 20 biggetjes. Ook wordt er gewerkt aan genetische manipulaties die het aantal biggetjes per zeug in de toekomst nog verder kan verhogen. Na zo’n 3 jaar worden fokzeugen naar de slacht gestuurd.
Doordat zeugen zo gefokt worden dat ze onnatuurlijk veel biggen tegelijk kunnen baren komen ook vruchtbaarheidsstoornissen steeds vaker voor. Daarom krijgt 10 tot 15 procent van de zeugen vruchtbaarheidshormonen toegediend om de kans op zwangerschap te vergroten. Op sommige bedrijven wordt dit zelfs structureel toegediend om hun cyclus te beïnvloeden, bijvoorbeeld om sneller een eisprong te krijgen. Door het gebruik van deze hormonen wordt het ook makkelijker om ervoor te zorgen dat zeugen allemaal tegelijk zwanger worden en kan er dus nog efficiënter gefokt worden. Het gebruik van groeihormonen is in de vee-industrie sinds 1988 verboden vanwege de risico’s voor de volksgezondheid. Het gebruik van vruchtbaarheidshormonen is echter wel gewoon toegestaan en 15 soorten hormonen worden gewoon in Nederland gebruikt en door veehouders zelf toegediend aan hun vee. Dit alles gebeurt gewoon zonder toezicht van de overheid. De sector zelf verzamelt de gegevens over hormoongebruik wel, maar weigert die openbaar te maken. O.a. dierenartsenorganisatie KNMvD zet kritische kanttekeningen bij het toenemende gebruik van deze hormonen.
Tijdens de zwangerschap en na de geboorte worden zeugen vaak in zeugkratten gehouden waarin ze niet kunnen opstaan of zich om kunnen draaien. Het doel van de kratten is om op een klein stukje grond zo veel mogelijk zeugen en biggen te hebben. De zeugen liggen op zo’n manier dat ze zich niet kunnen omdraaien omdat ze anders over hun biggetjes kunnen rollen en die zo kunnen doden. In de natuur gebeurt het vrijwel nooit dat varkens hun eigen biggetjes zo platdrukken, maar in een klein hok waarin de moeder haar kont niet kan keren bestaat dat risico er wel. Onderzoek naar andere methodes zonder zeugkratten heeft aangetoond dat er ook alternatieven zijn, maar toch blijven bijna alle boeren gewoon de kratten gebruiken. Studies die de hormonen van zeugen in deze omstandigheden bekeken hebben aangetoond dat ze hier erg veel stress van ondervinden. Daarnaast worden de zeugen vaak ook agressief omdat ze wekenlang alleen maar stil kunnen liggen. Hierdoor vallen ze soms zelfs hun eigen jongen aan, terwijl dat onder natuurlijke omstandigheden nooit gebeurt. Hierdoor wordt in het Verenigd Koninkrijk zelfs 1 op de 8 biggetjes door hun eigen moeder dodelijk gebeten.
In de natuur blijven biggen vaak 12 tot 15 weken bij hun moeder, maar in de varkensindustrie worden de biggen meestal van hun moeder gescheiden na 3-4 weken. Ongeveer 14 procent van de biggen in Nederland overleeft de eerste paar weken niet. Het castreren van biggen is sinds 2010 ernstig vermindert, waardoor de meeste biggen tegenwoordig niet meer gecastreerd worden.
Vleesvarkens
Vroeger werden varkens voornamelijk gehouden voor de mest en was vlees eigenlijk een gunstig bijproduct en een garantie in tijden van hongersnood. Tegenwoordig worden varkens eigenlijk alleen nog maar gehouden door bedrijven die zich in het fokken en vetmesten van varkens hebben gespecialiseerd en is vlees de hoofdreden waarom ze gehouden worden. Met grote mestoverschotten is mest tegenwoordig een ongewenst bijproduct geworden.
Het leven van een vleesvarken is geen pretje. Ze brengen hun hele leven door in stallen zonder ooit buiten te komen of natuurlijk gedrag zoals wroeten en spelen te kunnen vertonen. Gemiddeld hebben varkens tussen de 0,3 en 1 vierkante meter aan ruimte per dier. Ook staan en slapen ze vaak noodgedwongen op een vloer die vies is van hun eigen mest.
Staarten couperen
Omdat de varkens de hele dag dicht op elkaar staan zonder iets te doen te hebben gaan ze zich uiteraard vervelen. Van nature zijn varkens hele speelse dieren en ze zijn een stuk slimmer dan honden. Het zal niemand verbazen dat als je honden in een kleine kamer dicht op elkaar zet voor weken of maandenlang ze zich gaan vervelen en elkaar verwonden. Bij de nog veel intelligentere varkens is het dan ook geen verrassing dat dit ook het geval is. Een van de uitingen van hun verveling is dat ze aan elkaars staarten gaan bijten en zo verwondingen kunnen veroorzaken. Om dat te voorkomen worden de staarten gecoupeerd, wat betekent dat de staarten eraf geknipt of gebrand worden. Hoewel dit in de EU al bijna 25 jaar verboden is doen nog steeds bijna alle varkenshouders dit. Dit komt omdat het toegestaan is om een uitzondering te maken als het een boer tijdelijk niet lukt om het staarten bijten op andere manieren onder controle te krijgen. De enige manier om dat te doen is door varkens meer ruimte en afleiding te geven, maar dat kan niet in de varkensindustrie. Daarom beroepen alle varkensbedrijven zich op deze uitzondering en de NVWA geeft dit ook gewoon toe en doet er verder niks mee. Hierdoor wordt bij bijna alle 30 miljoen biggetjes elk jaar de staart op pijnlijke wijze verwijderd.
Maagproblemen
Meer dan de helft van de Nederlandse varkens heeft maagproblemen, zoals zweren. Ook komen bloedingen en gaten in de maag voor en leiden soms zelfs tot het sterven van dieren. Dit komt vooral door stress omdat varkens daardoor te weinig eten en het maagzuur de maagwand dan aantast. Ook wordt de maagwand beschadigt door slechte, onnatuurlijke voeding. Vaak bevat varkensvoer te weinig vezels. Dit zou makkelijk op te lossen zijn door stro te geven, maar dit wordt meestal niet gedaan. De Gezondheidsdienst voor Dieren heeft sinds 1990 al meerdere keren onderzoek gedaan naar de magen van vee-industrievarkens en de maagproblemen zijn sindsdien nog niet verminderd.
Longproblemen
Van nature doen varkens hun behoefte niet in de buurt van waar ze spelen en eten en zijn ze zelfs vrij makkelijk te trainen om hun behoefte op een bepaalde plek te doen. In de varkensindustrie hebben ze echter maar weinig ruimte en komt hun mest dus terecht op de vloer waarop ze leven. De helft van alle varkens heeft hierdoor ademhalingsproblemen en 15 procent van de Nederlandse varkens lopen longontsteking of borstvliesontsteking op door de extreem slechte luchtkwaliteit in stallen. Ook vergroot dit de kans op andere ziektes zoals infecties door poepbacteriën en is er een hoger antibioticagebruik nodig. Door infecties aan de poten is bijvoorbeeld iets meer dan 1 procent van alle varkens kreupel. Daarnaast zorgt de uitstoot van schadelijke stoffen door varkens vaak ook voor longproblemen bij boeren en mensen die in de buurt van varkensstallen wonen.
Luchtwassers
Om de luchtkwaliteit te verbeteren gebruiken bijna alle varkensstallen luchtwassers. Deze apparaten zijn gemaakt om ammoniak en fijnstof uit de stallucht te halen en zo de uitstoot van deze stoffen in het milieu te beperken. Deze luchtwassers worden zelfs door de overheid gesubsidieerd (38 miljoen euro in de afgelopen 10 jaar). Helaas wordt de lucht alleen gereinigd op het moment dat het de stal verlaat, waardoor de dieren wél in hele giftige lucht zitten. Omdat de luchtwasser alleen goed werkt bij een compleet afgesloten stal is de toevoer van frisse lucht volgens experts vaak veel te weinig in stallen met luchtwassers. Een nog groter probleem ontstaat wanneer de luchtwasser uitvalt door een storing, waardoor de varkens stikken, wat al meerdere keren voorgekomen is.
Daarnaast is de milieuwinst nog steeds niet groot omdat er ook stoffen zijn zoals methaan en waterstofsulfide die niet door de luchtwasser uit de lucht gefilterd worden. Verder komen er bij de luchtwasser ook andere schadelijke chemicaliën vrij. Zo moet het rooster regelmatig schoongemaakt worden waarbij geconcentreerd zwavelzuur vrij komt, wat ook voor de boer erg gevaarlijk is en tot permanente longschade kan leiden. Ook zijn er gevallen geweest waarbij varkens vergiftigd werden door lekkende vloeistoffen uit een luchtwasser en vergroten luchtwassers de kans op brand en verspreid het brand veel sneller. Al met al is de luchtwasser dus niet echt een positieve ontwikkeling, maar door de overheidssubsidies zijn veiligere en gezondere alternatieven veel minder aantrekkelijk.
De slacht
Zo’n 80 procent van de varkens bereikt de leeftijd van 6 maanden waarop een varken gemiddeld 110 kilo is. Op dat moment worden varkens op transport gezet naar het slachthuis. Voor zo’n 3 miljoen varkens wordt dit een lang transport naar het buitenland, omdat slachten daar iets goedkoper is. Varkens worden in Nederland verdoofd met een elektrische schok of met CO2 gas. Van vergassen is bekend dat dit erg pijnlijk is en de elektrische schok zorgt alleen voor verlamming, en niet tot verdoving (dus het dier kan nog wel dingen voelen, alleen niet bewegen). Het slachtproces is daarom ook zeker niet diervriendelijk.
Biologische varkenshouderijen
Biologische varkens hebben het helaas niet veel beter. Fokzeugen moeten tijdens de zwangerschap in groepen gehouden worden en mogen geen vruchtbaarheidshormonen toegediend krijgen. Kunstmatige inseminatie wordt echter wel gewoon gebruikt bij biologische varkens en de zeugen worden individueel in kleine hokjes gehouden tijdens en na de geboorte. Castratie is toegestaan bij biologische varkens, maar staarten couperen niet. Tijdens hun leven hebben biologische varkens iets meer ruimte, maar niet veel meer (1,3 vierkante meter voor vleesvarkens tussen de 85 en 110 kilo). Het is wel verplicht om een uitloop te hebben die maximaal 75% overkapt mag zijn, maar die hoeft niet per se erg groot te zijn. Verder gebeurt de slacht precies hetzelfde en mogen ze maar één maand langer leven dan hun niet-biologische soortgenoten en worden ze ook net zo onnatuurlijk groot gefokt en vetgemest.
Sommige dingen zijn bij biologische varkens dus iets beter, maar de meeste problemen blijven gewoon hetzelfde als bij de gangbare varkenshouderijen. Daarnaast komen bij biologische varkens vaker gezondheidsproblemen voor zoals longproblemen, leverschade, parasieten, grotere kans op infecties en vaker het doodliggen van biggen. Daarom is de enige diervriendelijke optie om gewoon geen varkensvlees en andere varkensproducten te kopen of te consumeren.
Bronnen:
https://www.ftm.nl/artikelen/30-miljoen-varkens-per-jaar-en-bijna-geen-varkensboeren?share=1
CBS Statistieken
Nederlandse Vakbond Varkenshouders, Vlees.nl (initiatief van de Nederlandse vleessector), Wakker Dier, Nederlandse Vereniging voor Veganisme, Keuringsdienst van Waarde & Viva! UK
Cronin, G.M.; Simpson, G.J. & Hemsworth P.H. (1996). “The Effects of Gestation and Farrowing Environments on Sow and Piglet Behaviour and Piglet Survival and Growth in Early Lactation”. Applied Animal Behaviour Science 46, pp. 175-192.